Home - Wie ben ik? - Mijn schrijfsels - Schrijven op opdracht - Contact


Mijn schrijfsels
   
   
Opdrachten
Bang voor morgen
  Afmaakopdracht
Het mooiste kerstcadeau
 
Kinder- & jeugdverhalen
  Fee
 
Engels
  Rainy Night
   
Drama
Het gevaar
  Rozen verwelken
 
Column
Schookrant
  Nu
   
   

Rozen verwelken

Het was koud. De man rilde en sloeg zijn kraag op. Het was stil om hem heen, zachtjes hoorde hij de wind waaien. Het gaf hem een vredig gevoel. Zonder dat hij het merkte begon hij in zichzelf te mompelen: “Het is mooi hier, weet je. Ik heb wat voor je meegebracht, je zult het vast mooi vinden”, hij stak zijn hand uit en hield een roosje voor zicht, “speciaal voor jou, omdat je ze altijd zo mooi vond.”
Hij keek nog eens om zich heen en beaamde: “Ja, het is hier heel mooi.” Langzaam vervaagde de wereld om hem heen en was hij terug in de tijd…

Het schoolplein stroomde langzaam vol. Overal waren stemmen en gezichten. Een jongen slenterde het plein op waar hij meteen bestormd werd door zijn vrienden. Het was leuk ze weer eens te zien na de vakantie, maar eigenlijk wachtte hij op iemand anders. Hij tuurde in het rond en daar stond ze. Weer werd hij verblind door haar schoonheid, ze was zonder twijfel het mooiste meisje dat hij ooit gezien had. Hij wurmde zich uit het gedrang en liep naar haar toe. Dit was het moment waarop hij had gewacht vanaf de dag dat ze naast hem was komen wonen aan het begin van de vakantie. Nu kon hij haar toespreken zonder voor gek te staan.
“Hoi, ben je verdwaald?” vroeg hij haar met zij n liefste stemmetje.
“Nog niet,” was het antwoord, “maar dat zal niet lang meer duren.”
“Zal ik je de weg wijzen?”
“Graag!”

Hij was blij dat hij haar toen aangesproken had. De weken daarna trokken ze steeds meer samen op en ging hij steeds meer voor haar voelen. En zij voor hem.

De man stond op uit zijn verkrampte houding en strekte zijn benen. Hij liep even heen en weer en knielde weer neer op het plekje waar hij al zo vaak had gezeten. Hij had het roosje nog steeds in zijn hand en hij keek ernaar. Net als toen …

“Alsjeblieft, voor jou, omdat je niet meer naar buiten kan.” Hij stak haar de rozen toe en gaf haar een kus. Ze glimlachte en pakte de rozen aan. Hij hield van die glimlach. Die zorgde ervoor dat haar hele gezicht oplichtte, maar hij merkte wel dat dat steeds moeilijker ging. Hij schoof een stoel naast haar bed en ze pakte zijn hand.. “Niet weggaan, hoor!” fluisterde ze zacht. “Nee, ik zal niet weggaan. Ik zal je nooit alleen laten, kleintje.”
Terwijl ze sliep bekeek hij haar. Haar gezicht dat ooit een en al zonneschijn was geweest, was bleek en er lagen vermoeide trekken om haar mond. Haar haar was slap en dof geworden en haar ademhaling ging met schokken. Langzaam voelde hij een warm pareltje langs zijn wang glijden.

Hij schrok op en veegde de traan van zijn wang. Hij had zichzelf beloofd dat niet meer te doen. “Misschien kan ik op deze manier je roosje water geven.” Hij moest lachen en het leek net of hij haar lach ook hoorde, zo helder en vrij, maar dat was alleen in zijn hoofd. Hij was immers alleen. Nee, hij was niet alleen. Hij zou nooit meer alleen zijn. Nooit! Nooit wilde hij zich weer zo alleen voelen…

Hij luisterde allang niet meer naar de dominee. Hij keek ook niet om zich heen . Hij wist wat er te zien was en hij vond het geen plezierig gezicht. Overal zwart, mensen met droeve gezichten, sommige huilend. O ja, hij was ook bedroefd. Heel erg zelfs. Hij voelde zich zo verschrikkelijk alleen dat hij wel wilde schreeuwen, maar dat wilde hij niet laten blijken.
Hij staarde naar de kist en vond het eigenlijk niet eens zo’n lelijke. Hij probeerde zich voor te stellen hoe ze er nu uit moest zien, maar hij kon het niet. Misschien durfde hij het niet. Hij keek naar de sterke mannen die de kist optilde en hem in het gat lieten zakken. Alle mensen liepen langzaam weg, dicht bij elkaar om steun en troost te zoeken en te geven. Hij niet. Hij hurkte neer. “Dag,” fluisterde hij, “slaap zacht en vergeet niet dat ik je nooit alleen zal laten. Ik zal je nooit vergeten!” Hij opende zijn stijf dichtgeknepen vuisten en liet de fijn geknepen roos in het gat vallen. Toen stond hij op en liep weg.

De man keek nog een keer in het rond en legde de roos op het graf. Zijn vingers gleden over de grafsteen en bleven rusten bij haar naam. Hij fluisterde de naam en vond dat hij nog steeds even mooi klonk. Hij stond op en nam afscheid: “Dag kleintje, rust maar lekker uit. Als je roosje verwelkt is, kom ik je een nieuwe brengen.”
Opeens klonk er achter hem een stemmetje: “Pappie, pappie, kom je? Mammie wacht al zo lang.”
“Ja, liefje, pappie komt. Ik moet eerst nog even gedag zeggen.” Nog eenmaal gleden zijn vingers over de gegraveerde letters op de gedenksteen. “Niet vergeten hè, ik laat je nooit alleen!” De man stond op en nam de hand van het kleine meisje. Samen liepen ze naar de auto. De ijzig koude wind speelde met het roosje. Het zou niet lang meer duren of het zou verwelken.