Home - Wie ben ik? - Mijn schrijfsels - Schrijven op opdracht - Contact
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Rozen verwelken Het was koud. De man rilde en sloeg zijn kraag op. Het was stil om hem heen, zachtjes hoorde hij de wind waaien. Het gaf hem een vredig gevoel. Zonder dat hij het merkte begon hij in zichzelf te mompelen: “Het is mooi hier, weet je. Ik heb wat voor je meegebracht, je zult het vast mooi vinden”, hij stak zijn hand uit en hield een roosje voor zicht, “speciaal voor jou, omdat je ze altijd zo mooi vond.” Het schoolplein stroomde langzaam vol. Overal waren stemmen en gezichten. Een jongen slenterde het plein op waar hij meteen bestormd werd door zijn vrienden. Het was leuk ze weer eens te zien na de vakantie, maar eigenlijk wachtte hij op iemand anders. Hij tuurde in het rond en daar stond ze. Weer werd hij verblind door haar schoonheid, ze was zonder twijfel het mooiste meisje dat hij ooit gezien had. Hij wurmde zich uit het gedrang en liep naar haar toe. Dit was het moment waarop hij had gewacht vanaf de dag dat ze naast hem was komen wonen aan het begin van de vakantie. Nu kon hij haar toespreken zonder voor gek te staan. Hij was blij dat hij haar toen aangesproken had. De weken daarna trokken ze steeds meer samen op en ging hij steeds meer voor haar voelen. En zij voor hem. De man stond op uit zijn verkrampte houding en strekte zijn benen. Hij liep even heen en weer en knielde weer neer op het plekje waar hij al zo vaak had gezeten. Hij had het roosje nog steeds in zijn hand en hij keek ernaar. Net als toen … “Alsjeblieft, voor jou, omdat je niet meer naar buiten kan.” Hij stak haar de rozen toe en gaf haar een kus. Ze glimlachte en pakte de rozen aan. Hij hield van die glimlach. Die zorgde ervoor dat haar hele gezicht oplichtte, maar hij merkte wel dat dat steeds moeilijker ging. Hij schoof een stoel naast haar bed en ze pakte zijn hand.. “Niet weggaan, hoor!” fluisterde ze zacht. “Nee, ik zal niet weggaan. Ik zal je nooit alleen laten, kleintje.” Hij schrok op en veegde de traan van zijn wang. Hij had zichzelf beloofd dat niet meer te doen. “Misschien kan ik op deze manier je roosje water geven.” Hij moest lachen en het leek net of hij haar lach ook hoorde, zo helder en vrij, maar dat was alleen in zijn hoofd. Hij was immers alleen. Nee, hij was niet alleen. Hij zou nooit meer alleen zijn. Nooit! Nooit wilde hij zich weer zo alleen voelen… Hij luisterde allang niet meer naar de dominee. Hij keek ook niet om zich heen . Hij wist wat er te zien was en hij vond het geen plezierig gezicht. Overal zwart, mensen met droeve gezichten, sommige huilend. O ja, hij was ook bedroefd. Heel erg zelfs. Hij voelde zich zo verschrikkelijk alleen dat hij wel wilde schreeuwen, maar dat wilde hij niet laten blijken. De man keek nog een keer in het rond en legde de roos op het graf. Zijn vingers gleden over de grafsteen en bleven rusten bij haar naam. Hij fluisterde de naam en vond dat hij nog steeds even mooi klonk. Hij stond op en nam afscheid: “Dag kleintje, rust maar lekker uit. Als je roosje verwelkt is, kom ik je een nieuwe brengen.”
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||